MUZIEKTHEORIE



Het eerste hoofdstuk in deze paper gaat over wat voor velen een ware nachtmerrie is: noten en notenbalken. Ik zal me echter beperken tot de basisregels van die theorie zodat de niet-muzikale lezer ook kan volgen. Want het moet gezegd worden, ons Westers systeem is al moeilijk, maar dat van de Grieken was nog een stuk ingewikkelder, temeer omdat er door de eeuwen heen nooit echt een algemeen aanvaardde theorie heeft standgehouden. De basisregels waren er uiteraard en ik zal deze dan ook belichten, elk onderwerp gevat in een paragraaf. Na deze paragrafen volgt dan ook nog een stukje over de partituren en de invloed van muziek in de maatschappij.

Theoretici: Er zijn er genoeg in de oudheid. De belangrijkste is ongetwijfeld Aristoxenos (375, Tarente). Hij heeft gestudeerd aan het Lyceum van Aristoteles en hoopte deze ook op te volgen als leider van de Peripathetici. Het gevolg van deze achtergrond is dat zijn geschriften meer werden gelezen door filosofen dan door musici. Zijn autoriteit ligt in het feit dat hij trachtte de toen bestaande leren tot een samenhangend geheel te brengen. Spijtig genoeg hebben we weinig nog originele teksten van zijn hand, maar dat wordt gelukkig goed gemaakt door de geschriften van Aristides Quintilianus (3de eeuw) die een enorme invloed heeft ondergaan van de eerst genoemde. Andere - weliswaar minder belangrijke - schrijvers zijn Ptolemaios (180 A.D., Pelousion) en Nikomachos (1ste eeuw na Christus, Gerasa).

Tetrachord: Dit is het belangrijkste element in het Griekse toonsysteem. Het Tetrachord is een reeks van 4 opeenvolgende tonen die de omvang hebben van een kwart. Ze kunnen voorkomen in drie verschillende geslachten: diatonisch, chromatisch en enharmonisch. Opvallend: in het enharmonisch geslacht komen (ongeveer) kwarttonen voor. In het voorbeeld hieronder staat het symbool 'f-' voor de toon tussen 'f' en 'e'. Het tweede opvallend element is de dalende notering van de noten. Dit komt omdat de moderne wetenschap ervan uitgaat dat de Grieken hun muziek 'dalend dachten' - en ook zongen.


Tekening: Van Aristoxenos tot Stockhausen


Toonreeksen: Plakken we twee tetrachorden aan elkaar, dan krijgen we een toonreeks. De twee belangrijkste systemen zijn het Volledige Systeem en het Gebonden Systeem.


Tekening: Van Aristoxenos tot Stockhausen

Deze afbeelding toont het Volledige Systeem. Het omvat een gehele toonbereik van twee octaven. De tetrachorden zijn met elkaar verbonden op twee manieren: ofwel via een conjunctie, waarbij de laatste noot van het tetrachord samenvalt met de eerste van het volgende tetrachord ofwel zijn ze verbonden volgens het disjunctieprincipe, waarbij tussen de tetrachorden zich een hele toon bevindt.


Tekening: Van Aristoxenos tot Stockhausen

In het Gebonden Systeem zijn de tetrachorden alleen maar door middel van conjuncties aan elkaar gekoppeld.

Naamgeving: De centrale toon van het toonsysteem is de 'a', de mesê. Dat is de belangrijkste toon in het de theorie! De namen van de tetrachorden hangen dan af van de plaats waren ze liggen. Links vindt U een afbeelding van de tetrachorden in het Volledige systeem en het Gebonden Systeem, rechts een afbeelding van de naamgeving van de tonen elk apart. Alle twee zijn ze opgesteld in diatonisch geslacht. In andere geslachten is er geen probleem: hoewel de toonhoogten zullen verschillen, verandert hun naam echter niet!


Tekeningen: Van Aristoxenos tot Stockhausen


Notatie: In de oudheid maakten ze nog geen gebruik van notenbalken, kruisen, mollen. In de plaats daarvan hanteerde men een systeem van losse tekens. Bovendien was er nog een verschil tussen de notatie van vocale en instrumentale muziek. De vocale voorstelling gebeurt aan de hand van de letters van het Griekse alfabet. Elke toon heeft een ander teken. In de instrumentale voorstelling is er iets meer duidelijkheid: elke toon en z'n afleiding hebben dezelfde letter, maar naar gelang de toonhoogte heeft de letter een andere helling. Zoals te zien in het voorbeeld hieronder, zijn er telkens twee tonen die liggen tussen twee hele tonen. Dit heeft consequenties naar gelang het geslacht. Bijvoorbeeld: in het enharmonisch geslacht is de '+' een kwarttoon en 'x' een halve toon, in de chromatiek '+' een halve en 'x' een hele toon en in de diatoniek '+' een kleine en 'x' een grote halve toon.



Tekening: Van Aristoxenos tot Stockhausen


Bellerman: Hoe weet men eigenlijk dat een welbepaald teken, zoals in de afbeelding hierboven, overeenkomt met een welbepaalde toon? Daarvoor gebruikt met de "Conventie van Bellerman". Dit houdt in dat we het teken 'C', dat zowel in de vocale als de instrumentale notatie dezelfde toonhoogte aangeeft, gelijkstellen met onze toon 'a'. Toch neemt men aan, omdat men vermoedt dat de Grieken het begrip 'absolute toonhoogte' niet kenden, dat de werkelijke toonhoogte een kleine terts lager zal gelegen hebben, omdat men merkt dat als we partituren transcriberen de stukken aan de hoge kant uitvallen.

Partituren: Lang hebben geleerden moeten zoeken achter authentieke partituren om echt te zien hoe de muziek werd genoteerd. Ze hadden wel de musicologische geschriften, maar daarmee hadden ze weinig. De eerste publicatie van partituren gebeurde in 1581 door Vincenzo Galilei. Maar de opwindendste vondst, vond plaats in 1882. Men ontdekte een inscriptie op een kleine zuil, het Seikiloszuiltje, gevonden in Aydin (Turkije). En in Egypte vond men een papyrus met daarop een partituur geschreven door Euripides voor het stuk Orestes. Van Euripides heeft men ook een fragment uit de Iphigeneia in Aulis gevonden in Hermopolis Magna (Egypte). In 1892-93 werden door de Franse School in Athene twee hymnen aan Apollo opgegraven. Deze twee zijn de best bewaarde partituren die tot nu toe gevonden zijn! Een zeer mooie partituur ook is die van 'Tekmessa's klacht bij het lijk van Ajax' geschreven door Timotheus van Milete (gevonden in Egypte). Al bij al is er dus nog niet zoveel gevonden. In totaal hebben we ongeveer twee uur aan muziek, wat dus niet bijster veel is. Probleem is ook dat deze muziek niet de 'alledaagse' muziek was om het oneerbiedig uit te drukken: wat de gewone man in de straat speelde, in het volkstheater, in het circus... daarvan zijn er tot op heden nog geen partituren van terug gevonden. Men neemt aan dat deze muziek behoorde tot de orale traditie, maar desondanks blijft men naarstig op zoek naar die 'witte raaf'... En wat dan eigenlijk met de Romeinen? Momenteel is er nog geen enkele partituur met daarop Latijnse vocale muziek. Het is zelfs zo dat partituren, geschreven in de hoogdagen van het Romeinse Keizerrijk, geschreven zijn in het Grieks en door Grieken: vb de hymnen van Mesomedes, oorspronkelijk een Kretenzer, die zijn muzikale talent liet ontplooien onder keizer Hadrianus en Antonius. Het belang van de Romeinen ligt zoals we later zullen zien, bij het verder perfectioneren van de muziekinstrumenten!

Klik op deze onderste vier figuren om een nog groter en duidelijker beeld te krijgen !!!!
Klik om een duidelijker beeld te zien Klik om een
duidelijker beeld te zien
Foto Seikilos: Nationaal Museum Copenhagen (links)

Klik om een duidelijker
beeld
te zien Klik om een duidelijker
beeld
te zien
Foto Tekmessa: Aegyptisches Museum und Papyrussamlung Berlin (links)
Foto Iphigeneia: Papyrologisch Instituut Universiteit Leiden (rechts)

Muziek: wetenschap, filosofie en kosmos. Muziek was een wetenschap. Dat is duidelijk wanneer we de verschillende theoretici nalezen. Ze geven verschillende regels om een goed lied te maken. Aristides onderscheidt drie soorten composities: de hypatoïde voor het lage register van de stem, de mesoïde voor het middenregister en tenslotte de netoïde voor het hoge register. Eens een keuze gemaakt onderscheidt hij nog eens drie stadia die een voor een moeten (zouden moeten) gevolgd worden: de keuze van het toonbereik (lêpsis), dan het combineren van klanken, toongeslachten, toonbereik en toonreeksen (mixis) en tenslotte het bepalen van de versieringen in de melodie (chrêsis).

Ook de filosofen hadden hun zegje over de muziek. Socrates begon te dichten toen hij in een droom de opdracht zou gekregen hebben om 'mousikèn' te maken. Want opvallend, in de vijfde eeuw voor Christus is de muziek nog niet als zelfstandige kunst bevestigd. Ten tijde van Plato was dit al verbeterd. Zelf klaagde Plato over de 'verderfelijke' tonen die moesten verband worden om de jeugd niet te bezoedelen. Maar hij kon dit - ondanks zijn groot filosofisch gezag - niet verhinderen. Aristoteles mocht het meemaken dat muziek als zelfstandige kunst werd aanvaard. En hij hield er dan ook van om zijn zegje ervoer te doen. Zo poneerde hij dat het octaaf te vereenzelvigen is met de denkkracht (noëron), de kwint met het waarnemingsvermogen (aisthetikon) en de kwart met de levenskracht (hektion).

De muziek kreeg naderhand meer en meer invloed en behoorde na een tijdje tot de opvoeding van de kinderen. Eerst en vooral kregen ze al de mythen te horen waarin de muziekinstrumenten worden verklaard qua oorsprong en de gevolgen van hun oorsprong. Over de oorsprong/mythen van muziekinstrumenten verwijs ik naar de aparte hoofdstukken over de instrumenten zelf. Maar het was een feit: muziek leren spelen behoorde tot de opvoeding. Een meisje die kon spelen vergrootte zelf haar kansen op de huwelijksmarkt. Een constante die ze te horen kregen in hun opvoeding was uiteraard de tegenstelling Apollo-Dionysos, rust - onrust, maat - chaos, sereniteit - roes...

De muziek was ook verbonden met de kosmos. Filosofen lieten niet na om te benadrukken dat de muziek een kopie is van de harmonie die heerst in het universum. De sterrentekens kwamen zodoende overeen met toonsoorten (bovenste afbeelding)), kwarten en kwinten kwamen overeen met menselijke deugden en aardse elementen (onderste afbeelding)


Tekening: Van Aristoxenos tot Stockhausen



Tekening: Van Aristoxenos tot Stockhausen