SNAARINSTRUMENTEN
Snaarinstrumenten hebben een enorm lange geschiedenis. Ze komen al voor vanaf 2000 voor
Christus in Mesopotamië. Vanaf de Griekse tijd komt de ontwikkeling van de verschillende
snaarinstrumenten in een stroomversnelling met vooral de uitbouw van de verschillende
soorten lieren. De snaarinstrumenten werden bespeeld met de vinders of met plectrums.
Strijken is pas een fenomeen dat ontstond vanaf de middeleeuwen.
De lierachtigen worden grofweg ingedeeld in twee categorieën: diegene waarvan de klankkast
gemaakt is van het deksel van een schildpad (lier en de barbitos) en diegene die een
gebouwde klankkast in hout hebben (de kithara en de phorminx). Dit verschil in materiaal
zorgde er impliciet voor dat de eerste vooral werd gebruikt door
amateurmuzikanten,
de laatste door beroepsspelers. De laatste had ook een hogere status, en dit uitte zich
in het veelvuldig afbeelden op vazen etc. en vernoemen in de literatuur. Echter, soms is
het gebruik van de verschillende niet zo consequent, iets wat ook al voorkwam bij het
verschil tussen de verschillende koperen blaasinstrumenten !
Het ontstaan van de lier is verbonden met een mythe. Hermes zou de uitvinder zijn.
Toen
deze god nog geen dag oud was, klom hij uit zijn wieg en vond op zijn ontdekkingstocht
van de wereld een schild van een schildpad. Hij spande er runderhuid omheen, stak twee
horens door de gaten waar eens de poten van het dier zaten en knoopte aan de horizontale
verbinding tussen de twee armen een aantal snaren. Toen Hermes ooit op een dag schapen
stal van Apollo, werd deze gesust door het geluid van het instrument zodat Hermes zijn
straf ontliep. Het instrument kreeg zo een goddelijke status.
De linkerafbeelding is een miniatuurlier gevonden in Mainz en stamt uit de
Hellenistisch/ vroege Romeinse keizertijd. De rechterafbeelding is een reconstructie
van een lyre, te bezichtigen in het Britisch Museum.
Foto links : Archäologisches Institut der Universität heidelberg
Foto rechts: Centre for Acropolis Studies, Acropolis Education
Een groter type, ook nog met de schilpadschild, is de barbitos. Het heeft langere
armen, waardoor de snaren langer zijn. Gevolg hiervan is dat het timbre van dit type lager
moet geweest zijn.
De phorminx en kithara hebben dus een houten klankkast. Het verschil tussen
deze twee is miniem en ligt hem vooral in de bouw en de versiering. De armen van de tweede
zijn dikker en steviger gebouwd. Daardoor kon het aantal snaren gevoelig uitgebreid worden.
In de literatuur wordt melding gemaakt van kithara's met wel 11 snaren. Op de eerste foto
boven is duidelijk te zien dat de snaren gestemd konden worden. Zodoende kon de speler
ervoor zorgen dat het instrument in de drie verschillende geslachten kon gestemd worden.
De snaren, gemaakt meestal van schapendarmen, waren gerangschikt van laag naar hoog en de
laagste snaar bevond zich het dichtst bij de speler. De instrumenten werden immers (bijna)
altijd al staande bespeeld en een arm werd tegen de borst gehouden. Zo kon de rechterhand
de snaren bespelen, de linkerhand dempen.
Foto: British museum
Bron van deze laatste drie munten:
http://www.perseus.tufts.edu/cgi-bin/browser?object=Coin&field=Keyword&keyclass=Musical+Instruments&keyword=kithara